23391 |
heiligenbeeld |
beeld:
bēld (P047p Loksbergen),
heilige:
heͅlegə (P047p Loksbergen)
|
De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] || Een beeld van een heilige, gemaakt van hout, aardewerk, gips e.d. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23656 |
heiligenmedaille |
medaille (<fr.):
mədel (P047p Loksbergen),
medailletje (<fr.):
mədelləkə (P047p Loksbergen)
|
Een rond of ovaalvormig lichtmetalen plaatje waarop Jezus of een heilige is afgebeeld [medalje, medallie, medallieje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23964 |
heiligschenner |
heiligschender:
hélləgschènnər (P047p Loksbergen)
|
Een heiligschenner, -schender. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23963 |
heiligschennis |
heiligschennis:
hélləgschènnəs (P047p Loksbergen)
|
Heiligschennis, heiligschending, heiligschenderij, sacrilegie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29323 |
hekel |
hekelbank:
hęjkǝlbaŋk (P047p Loksbergen)
|
Bord of plankje waarop meerdere rijen spits toelopende, loodrecht staande tanden geplaatst zijn. Hierdoor wordt het gezwingelde vlas vooral met het topeinde doorheen getrokken om de bast te splijten, scheven en korte vezels te verwijderen en de lange vezels recht te trekken. Volgens Van Iersel (pag. 4) is de hekel een plank ter lengte van ongeveer één meter en breed ongeveer een halve, later met 130 √† 135 ijzeren pinnen ter lengte van een dertig cm. Zie afb. 70. [N 48, 19a; monogr.]
II-7
|
29326 |
hekelen |
hekelen:
hęjkǝlǝ (P047p Loksbergen),
kappen:
kapǝ (P047p Loksbergen)
|
Een bundel vezels door de hekel halen. Hiermee wil men de nog voorkomende scheven verwijderen en de splitsing en verdeling der lintachtige verbonden bastcellen, het richten of evenwijdig trekken der gladde en lange vezels bereiken. Er is een methode van hekelen waarbij men de bundels vezels stevig vasthoudt, zodat alleen korte vezels in de hekel blijven en de lange vezels in de hand. En er is een methode van hekelen waarbij men de vasthakende vezels uit de hand laat glijden tot alles in de hekel ligt. [N 48, 20a; N 48, 17a]
II-7
|
29312 |
hekelplek |
hekelplek:
hęjkǝlplɛk (P047p Loksbergen)
|
Ruimte van de touwslagerij waar gehekeld wordt. In deze overdekte ruimte bevindt zich de hekel: een zware plank voorzien van tamelijk scherpe, ijzeren pinnen die vrij dicht bij elkaar staan (Jamar, pag. 55). [N 48, 7a]
II-7
|
29328 |
hekeltafel |
hekelbank:
hęjkǝlbaŋk (P047p Loksbergen)
|
De plank, balk of ladder waarop de diverse hekels, grove, fijne, middelfijne, bevestigd zijn. Volgens de informant van L 265c kan men verschillende hekels op een ladder binden die op twee stoelen ligt. Dit gebeurt wanneer men met veel personen hekelt. [N 48, 22; N 48, 17b]
II-7
|
23906 |
hel |
hel:
hèl (P047p Loksbergen)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19915 |
hemel |
hemel:
heməl (P047p Loksbergen),
hijmel (P047p Loksbergen),
hɛ.iməl (P047p Loksbergen)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND] || Hemel. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|