18876 |
huilen |
huilen:
həələ (P047p Loksbergen),
janken:
jànkə (P047p Loksbergen),
schreeuwen:
schrīējəvə (P047p Loksbergen)
|
Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-2-1
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hø͂ͅs (P047p Loksbergen)
|
huis [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
19673 |
huishouden |
huishouden:
høͅi̯shoͅu̯ə (P047p Loksbergen)
|
Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
24376 |
huisjesslak |
slak:
släk (P047p Loksbergen)
|
slak, huisjesslak [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
mus (P047p Loksbergen),
mys (P047p Loksbergen)
|
mus [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)]
III-4-1
|
23732 |
huiszegen |
huiswijder:
həəswééjər (P047p Loksbergen)
|
De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18936 |
hulp, bijstand |
hulp:
hələp (P047p Loksbergen),
manoeuvre:
mənuivər (P047p Loksbergen)
|
de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24572 |
hulst |
hulst:
hulst (P047p Loksbergen)
|
De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17959 |
hurken |
op zijn hukken gaan zitten:
hījə gink up zijn hykə zittə (P047p Loksbergen)
|
hij hurkte neer [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
20429 |
huwelijk |
trouw, de -:
dən troo (P047p Loksbergen)
|
de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)]
III-2-2
|