24049 |
huwelijksafkondigingen |
roepen:
rōēpən (P047p Loksbergen)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24048 |
huwelijksexamen |
ondertrouw:
ondərtróo (P047p Loksbergen)
|
Het huwelijksexamen bij de pastoor. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23516 |
huwelijksmis |
bruidsmis:
brəətsmés (P047p Loksbergen),
trouwmis:
tróóməs (P047p Loksbergen)
|
De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21216 |
identiteitskaart |
pas:
pàs (P047p Loksbergen)
|
de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21793 |
iemand graag mogen |
lijden:
lijə (P047p Loksbergen),
zijn voor:
vər zén (P047p Loksbergen)
|
iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
ambeteren (< fr.):
www.vandale.be: ambeteren (Belg., inf.), ergeren, vervelen, lastig vallen [sic], plagen.
àmbətijrə (P047p Loksbergen),
plagen:
ploogə (P047p Loksbergen)
|
iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
naar de kop geven:
nə də kòp gijəvə (P047p Loksbergen),
verwijten:
vərwéjətə (P047p Loksbergen)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
colrig (<fr.) maken:
klèèrəg máákə (P047p Loksbergen),
faradien:
fàràdjijə (P047p Loksbergen),
koeioneren:
koijənijrə (P047p Loksbergen),
krijten:
krèètə (P047p Loksbergen),
opjagen:
ŏĕp jáágə (P047p Loksbergen),
uit zijn kot halen:
əət zé kòt hoolə (P047p Loksbergen)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
saus uitscheppen:
saos əətschəpə (P047p Loksbergen),
verwijten:
vərwéjətə (P047p Loksbergen),
zijn staat zeggen:
zénə staot zégə (P047p Loksbergen)
|
een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)] || iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
bestoefen:
bəstŏĕfə (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
iemand enorm prijzen, vaak overdreven [ombragie maken] [N 85 (1981)] || iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|