23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
joorgətēē (P047p Loksbergen)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21851 |
jaarmarkt |
foor:
fōēr (P047p Loksbergen)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18259 |
jak |
jak:
jak (P047p Loksbergen),
jakje:
jekskə (P047p Loksbergen)
|
jak [ZND m] || jak (dim.) [ZND m]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
zjàlŏĕs (P047p Loksbergen),
pikantig:
pəkàntəg (P047p Loksbergen)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
gelei:
zjəlèè (P047p Loksbergen),
prut:
prət (P047p Loksbergen)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19927 |
janken |
janken:
jànkə (P047p Loksbergen)
|
Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
22435 |
jarig zijn |
verjaren:
verjoowere (P047p Loksbergen)
|
Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas (P047p Loksbergen)
|
jas [ZND 06 (1924)]
III-1-3
|
20561 |
jenever |
jenever:
jeniəvəl (P047p Loksbergen),
jenīvəl (P047p Loksbergen),
witte, een -:
wittə (P047p Loksbergen)
|
jenever [ZND 01u (1924)] || jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20405 |
jeugd, jongelieden |
jeugd:
jéúcht (P047p Loksbergen)
|
jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|