e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knie knie: knī (Loksbergen), kəni. (Loksbergen) knie [RND], [ZND m] III-1-1
knielen knielen: knielən (Loksbergen) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kniezen klagen: kláágə (Loksbergen), kruizen: krōēwəzə (Loksbergen), lamenteren: lamətijrə (Loksbergen) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knijpen pitsen: pitsə (Loksbergen) Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] III-1-2
knikker marvel: mailever (Loksbergen), møͅləvər (Loksbergen), spēlə bɛi də mailəvərs (Loksbergen) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Jongens spelen met de knikkers. [ZND 01u (1924)] || Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] III-3-2
knikkeren bet de marvels spelen: spēlə bɛi də mailəvərs (Loksbergen) Jongens spelen met de knikkers. [ZND 01u (1924)] III-3-2
knikkerkuiltje pot: pot (Loksbergen) Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten rollen schieten: schiete (Loksbergen) Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten stuiteren ketsen: ketse (Loksbergen) Knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knipogen pitsen: pitsə (Loksbergen) Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1