19356 |
mopperen |
boddelen:
bŏĕdələ (P047p Loksbergen),
brommelen:
WNT: brommelen, frequentatief van brommen (I), en voorkomende in de bet. I, A) [een dof, grof, dreunend of reutelend geluid maken] van dit woord.
brŏĕmələ (P047p Loksbergen),
brommen:
brŏĕmə (P047p Loksbergen),
grommen:
grŏĕmə (P047p Loksbergen),
mucken (du.):
mŏĕkə (P047p Loksbergen),
nurken:
nərəkə (P047p Loksbergen),
pratten:
pràtə (P047p Loksbergen),
pruttelen:
prətələ (P047p Loksbergen)
|
binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] || knorrig of boos zonder dat daar een geldige reden voor is [kummelijk, grimmig, gemelijk, gaperig] [N 85 (1981)] || uit zijn humeur, brommig, knorrig [miezerig] [N 85 (1981)] || zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33538 |
morel, zure kers |
kriek:
krīk (P047p Loksbergen),
morel:
məreͅlə mv (P047p Loksbergen)
|
kriek [ZND m] || morel [ZND m]
I-7
|
23224 |
morgengebed |
morgendgebed:
mərəgədgəbed (P047p Loksbergen)
|
Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17891 |
morsen |
smodderen:
smodere (P047p Loksbergen),
smòddərə (P047p Loksbergen)
|
Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)] || Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
mosterd (P047p Loksbergen),
mostərt (P047p Loksbergen)
|
mosterd [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
ook in ZND 31, 038
mot (P047p Loksbergen)
|
mot [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
moͅtø͂ͅr (P047p Loksbergen)
|
motor [RND]
III-3-1
|
21264 |
motorfiets |
tuf:
tuf (P047p Loksbergen)
|
een bestuurbaar voertuig op 3 of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin bevindende motor, meestal gedreven door benzine [auto, wagen, kar, tuffer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
motregenen:
mòtréégələ (P047p Loksbergen),
smodderen:
smòddərə (P047p Loksbergen),
sprinkelen:
sprinkələ (P047p Loksbergen),
zeveren:
zīēvərə (P047p Loksbergen)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
28779 |
mousseline |
mousseline:
muzǝlen (P047p Loksbergen)
|
Los geweven stof van katoen, wol of zijde, genoemd naar de stad Mosoel in Turkije. [N 62, 75e; N 62, 75c; N 62, 83; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|