18877 |
brommelen |
drenzen:
brommələ (L322p Haelen),
kniezen:
hər əs altiet aont brommele (Q094p Hees),
mompelen:
bromelen (K358p Beringen),
brommelen (K358p Beringen),
brommələ (Q171p Vlijtingen),
WNT: brommelen, frequentatief van brommen (I), en voorkomende in de bet. I, A) [een dof, grof, dreunend of reutelend geluid maken] van dit woord.
brŏĕmələ (P047p Loksbergen),
mopperen:
brommələ (Q171p Vlijtingen),
WNT: brommelen, frequentatief van brommen (I), en voorkomende in de bet. I, A) [een dof, grof, dreunend of reutelend geluid maken] van dit woord.
brŏĕmələ (P047p Loksbergen),
roezemoezen:
WNT: brommelen, "brommelen, murmulen, oft spreken heymelick tsamen".
broeamele(n) (Q030p Schinveld),
traag praten:
broomələ (Q032b Sweikhuizen)
III-1-4, III-3-1
|
|