18401 |
ondergoed |
ondergoed:
ondərgoed (P047p Loksbergen)
|
Ondergoed, het algemene, gewone woord voor de onderkleding. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hym (P047p Loksbergen),
hym - hyməs (P047p Loksbergen)
|
hemd (enkelvoud - meervoud) [ZND m] || hemd, hemden [ZND 01u (1924)]
III-1-3
|
31316 |
onderlegplaat |
oud ijzer:
ǭt˱ ē̜jǝzǝr (P047p Loksbergen)
|
Blokje met gaten van verschillende grootte, dat onder de plaat gelegd wordt waarin met een doorslag gaten moeten worden geslagen. Zie ook afb. 54. De schijf (Q 83) was een ijzeren blok waarin verschillende gaten waren aangebracht. [N 33, 349]
II-11
|
17619 |
onderlip |
onderste lip:
Mogelijkheid onderlijnd in vraagstelling.
onderste lip (P047p Loksbergen)
|
Onderlip (onderlip, onderste lip) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
29064 |
ondermouw |
ondermouw:
ondǝrmǫw (P047p Loksbergen)
|
Gedeelte van een tweedelige mouw dat zit aan de kant van het lichaam. Verschillende informanten noemen de ondermouw het onderste gedeelte van de mouw (L 282, Q 99*) of het gedeelte van de mouw onder de oksel (L 265, L 298a, L 299). Zie afb. 49. [N 62, 34c; MW]
II-7
|
18421 |
ondermouw [wld ii.7, p.84-85] |
ondermouw:
Ondermouw. Vierkantig stukje: "oksel".
ondərmouwə (P047p Loksbergen)
|
Hoe noemt U de ondermouw (oksel?). Wat bedoelt U daarmee? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
32701 |
onderploegen |
onderakkeren:
ǫndǝr[akkeren] (P047p Loksbergen)
|
In dit lemma zijn de benamingen verzameld voor het onder de grond werken van mest bij het ploegen van de zaaivoor en voor het onder- of omploegen van een mislukt gewas of een gewas dat als mest moet dienen, voorzover dat niet gedaan wordt op de ondiepe wijze, bedoeld in het vorige lemma. Termen als akkeren, diep ploegen, diep bouwen en voorgoed omdoen, die niet op het onderploegen van mest als zodanig wijzen, maar op de manier van ploegen waarbij dit gebeurt, zijn opgenomen in het lemma zaaivoren ca. [JG 1a + 1b; JG 2c; N 11, 44; N P, 14]
I-1
|
31712 |
onderste handvat |
(onderste, korte) handhaaf:
hanthǭ (P047p Loksbergen)
|
Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
21148 |
onderstuk van een rijtuig |
chassis (fr.):
chásie (P047p Loksbergen)
|
het onderstuk van een rijtuig [trein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21428 |
onderwijzeres |
juffrouw:
jufro (P047p Loksbergen)
|
een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)]
III-3-1
|