23974 |
onkuisaard |
smeerlap:
smierlap (P047p Loksbergen)
|
Onkuisaard, viezerik op sexueel gebied [smeerlap, vieze beest, vieze fannie]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23973 |
onkuisheid |
mottig doen (ww.):
mottəg dōēn (P047p Loksbergen)
|
Onkuisheid, onzuiverheid, ontuchtigheid [beesterij, zwijnerij]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18990 |
onnozel |
lomp:
iet lŏĕmp (P047p Loksbergen)
|
iemand die ontzettend dom is [nienop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19267 |
onnozel persoon |
aap:
ààp (P047p Loksbergen),
arm schaap:
èrm schoop (P047p Loksbergen),
kieken:
kiekə (P047p Loksbergen),
tut:
tut (P047p Loksbergen),
uil:
əəl (P047p Loksbergen)
|
een ezelachtig persoon, een zeer dom iemand [nienop, carnichon, loep, zebedeus, uil, uilskuiken, aap, sufferd] [N 85 (1981)] || een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderen:
onnūūzelekingers (P047p Loksbergen)
|
28 december, herinneringsdag van de kindermoord in Bethlehem, Onnozele Kinderen [Onnüezele Kinger, Allerkinderdag, der Kinderdag]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
20922 |
onrijp |
groen:
grŭŭn (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
grŭŭn (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen,
P047p Loksbergen)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
I-7
|
19278 |
onrustig |
ongedurig:
ongədūūrəg (P047p Loksbergen)
|
geen rust hebben [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19279 |
onrustig persoon |
ongedurige, een -:
ongədūūrəgə (P047p Loksbergen)
|
een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18973 |
onschuldig |
onnozel:
ònūūzəl (P047p Loksbergen)
|
zonder besef van goed en kwaad [onschuldig, onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|