22368 |
op stelten lopen |
steltlopen:
steltloewepe (P047p Loksbergen)
|
Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21880 |
opbrengst |
winst:
wunst (P047p Loksbergen)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17897 |
opeenschuiven |
verstroppen:
verstroppe (P047p Loksbergen),
vərstròpə (P047p Loksbergen)
|
Op elkaar schuiven (stroppen, schuiven) [N 108 (2001)] || stroppen: Op elkaar schuiven (stroppen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21548 |
openbare verkoop |
opbod:
òpbòd (P047p Loksbergen)
|
een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21150 |
openbare weg |
steenweg:
stiejəwèg (P047p Loksbergen)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18163 |
opereren |
opereren:
opereren (P047p Loksbergen)
|
Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
31500 |
ophaler |
doorslag:
dø̜jrslax (P047p Loksbergen)
|
Metalen staaf met een vlakke baan met in het midden een uitholling die over de klinknagel past. De ophaler dient om de rand van het gat van de aaneen te klinken delen vlak te slaan waardoor deze tegen elkaar aan komen te liggen. Zie ook afb. 180a. [N 33, 321; N 64, 74b; N 66, 20b]
II-11
|
29310 |
ophaspelen |
opdraaien:
updrǫwǝ (P047p Loksbergen)
|
Het touw of spingaren op de haspel of bol doen. [N 48, 118]
II-7
|
19293 |
ophitsen |
hitsen:
hitsə (P047p Loksbergen),
opjagen:
ŏĕpjáágə (P047p Loksbergen),
oppeppen:
ŏĕppèpə (P047p Loksbergen),
opstoken:
ŏĕpstookə (P047p Loksbergen)
|
een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19255 |
ophouden met het werk |
uitscheiden:
əətschijə (P047p Loksbergen)
|
ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|