e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pissebed varken: vèrkə (Loksbergen), varkentje: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  varkentje (Loksbergen) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kēͅn (Loksbergen), kééjən (Loksbergen, ... ) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [ZND 01 (1922)] I-7
pit, kern van fruit kern: k(tm)n (Loksbergen), ke͂ͅn (Loksbergen), kerntje: kɛŋkə (Loksbergen) [RND 04] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] I-7
plaan spaan: spǭn (Loksbergen) Houten strijktoestel waarmee men de overtollige klei verwijderde en de vormbak dichtstreek en effen maakte. Zie afb. 21. [N 98, 78] II-8
plaatklem plooiijzer: plū-ǝjē̜zǝr (Loksbergen) Werktuig waarmee men plaatijzer vastzet zodat dit gebogen kan worden. De plaatklem bestaat uit twee losse, of aan één eind met elkaar verbonden staven, die door één of meer schroeven of met behulp van een beugel tegen elkaar geperst kunnen worden. De plaatklem wordt in de bekken van de bankschroef vastgeklemd. Zie ook afb. 60. [N 33, 324] II-11
plaats maken plaats maken: plèk máákə (Loksbergen) ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
plaats voor gereedschap schop: sxǫp (Loksbergen) Naast de plek waar gehekeld wordt en de ruimte waar het spinnewiel gedraaid wordt, heeft men een aparte plaats voor het gereedschap. [N 48, 7c] II-7
plafond plafond: plǝfon (Loksbergen) Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.] II-9
plank van het hakenbord draaiplank: drōplaŋk (Loksbergen) Plank van het hakenbord. Volgens de informant van L 265c is dit een plank met twee handvatten en drie gaten die over de handgrepen van de zwengels wordt geschoven en door twee man in een draaiende beweging kan worden gebracht. [N 48, 67c] II-7
plant (alg.) plant: plant (Loksbergen) plant [ZND 44 (1946)] III-4-3