18930 |
prutswerk |
geklodder:
gəklòdər (P047p Loksbergen),
klodderwerk:
klòdəwèrk (P047p Loksbergen),
kloterij:
klŏĕwətəré (P047p Loksbergen)
|
slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pønjt (P047p Loksbergen)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
25014 |
punt, stip |
stip:
stip (P047p Loksbergen),
tik:
tik (P047p Loksbergen)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31312 |
puntbeitel |
puntbeitel:
pønt˱bɛ̄tǝl (P047p Loksbergen)
|
Puntige, smalle beitel, die wordt gebruikt bij het bewerken van harde metalen. [N 33, 111]
II-11
|
17594 |
pupil |
kapje:
kɛpkə (P047p Loksbergen),
kindje:
kénkə (P047p Loksbergen)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt (pupil, kijker, oogappel). [N 106 (2001)] || Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33624 |
putgalg |
vork:
vørk (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
[ZND 32 (1939)]
I-7
|
23766 |
quatertemperdag |
quatertemperdag:
kwóótertemperdàg (P047p Loksbergen),
kwóótərtèmpərdag (P047p Loksbergen)
|
De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)] || Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22726 |
raadsel(tje) |
geraadsel(tje):
e geroidsel (P047p Loksbergen),
raadsel(tje):
reutsel (P047p Loksbergen)
|
Een raadsel. [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
raam:
rām (P047p Loksbergen),
venster:
vinstǝr (P047p Loksbergen
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33272 |
raapzaadolie |
raapsmout:
ropsmāt (P047p Loksbergen)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|