e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rukwind blarenwind: blaorə wint (Loksbergen), houwvrouw: haovrao (Loksbergen), windhoos: windhoos (Loksbergen) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4
rund rind: rent (Loksbergen) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel hommel: #NAME?  huməl (Loksbergen), paardshorzel: peͅtshoͅsəl (Loksbergen) insect II [Goossens 1b (1960)] || runderhorzel [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve knobbel: knubələ (Loksbergen) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee koebeesten: kui̯bīǝstǝ (Loksbergen) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups rupsel: rispəl (Loksbergen) rups [ZND 06 (1924)] III-4-2
rustaltaar altaar: ?  outert (Loksbergen) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten schoften: schòftə (Loksbergen) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rusthuis peetjeshuis: pijkəshəəs (Loksbergen) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
ruw verhard: vərhaort (Loksbergen) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2