25148 |
rukwind |
blarenwind:
blaorə wint (P047p Loksbergen),
houwvrouw:
haovrao (P047p Loksbergen),
windhoos:
windhoos (P047p Loksbergen)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34024 |
rund |
rind:
rent (P047p Loksbergen)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
hommel:
#NAME?
huməl (P047p Loksbergen),
paardshorzel:
peͅtshoͅsəl (P047p Loksbergen)
|
insect II [Goossens 1b (1960)] || runderhorzel [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
knobbel:
knubələ (P047p Loksbergen)
|
worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
koebeesten:
kui̯bīǝstǝ (P047p Loksbergen)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
rupsel:
rispəl (P047p Loksbergen)
|
rups [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|
23860 |
rustaltaar |
altaar:
?
outert (P047p Loksbergen)
|
Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17832 |
rusten |
schoften:
schòftə (P047p Loksbergen)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21708 |
rusthuis |
peetjeshuis:
pijkəshəəs (P047p Loksbergen)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18119 |
ruw |
verhard:
vərhaort (P047p Loksbergen)
|
Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|