29594 |
steenbakkerij |
steenoven:
stijǝnhawvǝ (P047p Loksbergen)
|
Algemene benaming voor de plaats waar of de fabriek waarin bakstenen vervaardigd worden. Een aantal opgaven is mogelijk specifiek van toepassing op de oven waarin het bakproces van de kleiprodukten plaatsvindt. [N 98, 1; monogr.; N 30, 52c add.]
II-8
|
29610 |
steenbakkersklei |
leem:
lijǝm (P047p Loksbergen)
|
Algemene benaming voor de grondstof waarmee bakstenen vervaardigd worden. Doorgaans wordt alleen de leem gebruikt die direct onder de aardoppervlakte wordt aangetroffen (Donkers, pag. 21). [N 27, 48; N 98, 20; monogr.]
II-8
|
28206 |
steengruis |
schermoelie:
sxɛrmuljǝ (P047p Loksbergen)
|
Kleine stukjes steen waarmee men wegen bedekt. Voor een verklaring van het woordtype ɛbrokkeljonɛ zie men de toelichting bij het lemma ɛmokerɛ (WLD II.9, blz. 15) waarin ɛbrokkeljonɛ in verband wordt gebracht met het Franse ɛbriquallonsɛ en het Waalse ɛbricayonsɛ ø̄steenpuinø̄.' [L 24, 28a; monogr.]
I-8
|
29752 |
steenkar |
kruiwagel:
krø̜̜̄̄wāgǝl (P047p Loksbergen)
|
Kar of wagen waarmee de vormelingen naar de oven vervoerd werden en de gebakken stenen na het bakproces van de oven naar het tasveld gekruid werden. [N 98, 120; monogr.]
II-8
|
19637 |
steenkool |
kolen:
koeille (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
18111 |
steenpuist, bloedzweer |
steenzweer:
stiejənzwijr (P047p Loksbergen)
|
Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
32466 |
stek |
stek:
stɛk (P047p Loksbergen),
tronk:
trø̜̄ŋk (P047p Loksbergen)
|
Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe wissenstruik uit te laten groeien. [N 40, 5]
II-12
|
24383 |
stekelbaars |
stekelbaarsje:
stéékəlbáskə (P047p Loksbergen)
|
Hoe noemt u de stekelbaars: een vis die in de winter naar zee trekt en in het voorjaar terugkomt naar zoet water om zich voort te planten. Hij heeft geen schubben maar beschermende plaatjes. Op de rug komen drie stekels voor, op de buik twee. Het mannetje [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21422 |
stelen, scheefslaan |
in het geheim wegnemen:
hījə hēj hət in ⁄t gehä:m weggenōmə (P047p Loksbergen),
pakken:
pakkə (P047p Loksbergen),
scheefslaan:
schī[j}fslōͅ (P047p Loksbergen),
weghalen:
weghaolə (P047p Loksbergen)
|
Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)]
III-3-1
|
18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
stolepe (P047p Loksbergen),
stələpə (P047p Loksbergen)
|
Stelpen van bloed (struppen, stolpen, stoppen, stollen. [N 107 (2001)] || Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|