18342 |
zool van een schoen |
zool:
zōl (P047p Loksbergen)
|
Zool (van schoen) [ZND m]
III-1-3
|
28991 |
zoom |
zoom:
zyǝm (P047p Loksbergen),
zø̄jǝm (P047p Loksbergen)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
zoon:
zóón (P047p Loksbergen)
|
zoon [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
19233 |
zorgen voor |
gadeslaan:
goos slaowə (P047p Loksbergen),
oppassen:
ŏĕp pàsə (P047p Loksbergen)
|
toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33618 |
zuring, groente |
sulker:
søləkər (P047p Loksbergen)
|
Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20336 |
zuster |
non:
non (P047p Loksbergen),
zuster:
zuster (P047p Loksbergen),
zustər (P047p Loksbergen)
|
Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster [ZND 04 (1924)]
III-2-2, III-3-3
|
24101 |
zusters penitenten |
grauwe zusters:
gróózustərs (P047p Loksbergen)
|
De Zusters Penitenten [graw begiêne]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20626 |
zuurdeeg |
heefsel:
hējsǝl (P047p Loksbergen)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
20541 |
zuurdesem |
hefsel:
hēi̯səl (P047p Loksbergen)
|
zuurdesem: een beetje deeg overgehouden van de vorige maal (Fr. levain) [ZND 02 (1923)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
zuurmoes:
zuurmoes (P047p Loksbergen)
|
ingemaakte witte kool [Goossens 2c (1963)]
III-2-3
|