17650 |
achterwerk |
hol:
hol (P047p Loksbergen),
protter:
prottər (P047p Loksbergen),
put:
put (P047p Loksbergen),
unster:
öster (P047p Loksbergen),
zoo:
cfr. WNT I. zoo, o.a. bet. 11: mannelijke geslachtsdelen.
zjoo (P047p Loksbergen)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
17781 |
adem |
asem:
ōsəm (P047p Loksbergen)
|
adem [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
asemen:
ich kost nie oaseme (P047p Loksbergen),
ōsəmə (P047p Loksbergen)
|
ademen [ZND 01u (1924)] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
de oaren van ze veurhuut (P047p Loksbergen),
n aar opesnijë (P047p Loksbergen),
oirkə (P047p Loksbergen),
ūar (P047p Loksbergen)
|
ader [ZND m] || adertje [ZND m] || de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
29364 |
afbranden |
strepen:
strīpǝ (P047p Loksbergen)
|
De uitstekende vezeltjes van het (vlas)touw afbranden met bijv. een bos brandend stro. [N 48, 106d]
II-7
|
19803 |
afdak |
afdak:
af˂dak (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen,
P047p Loksbergen)
|
afdak [ZND 01 (1922)], [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
21448 |
afdingen |
afbieden:
àfbīējə (P047p Loksbergen),
prengelen:
Van Dale: prengelen, (gew.) 1. zaniken, dwingen; -2. pingelen.
prèngələ (P047p Loksbergen)
|
proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29686 |
afdrager |
afraper:
afrāpǝr (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
Arbeider die de vormbakken met daarin de vormelingen van de vormtafel naar de droogplaats brengt. Zie ook het lemma ɛneerslagerɛ. In Q 111 werd het werk van de afdragers meestal door vrouwen gedaan.' [N 98, 97; monogr.] || Arbeider die met de klapstoel werkt. [N 98, 86; monogr.]
II-8
|
34247 |
afgeroomde melk |
afgeroomde melk:
afxǝrymdǝ mɛlk (P047p Loksbergen),
afxǝrømdǝ męlǝk (P047p Loksbergen),
kleine melk:
klɛ̄n mɛlk (P047p Loksbergen)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
23965 |
afgunst |
jaloers:
zjalōēs (P047p Loksbergen)
|
Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|