25337 |
afpassen met de voet, aftreden |
aftreden:
aftrē̝ə (P047p Loksbergen),
aftréé (P047p Loksbergen)
|
aftreden [Goossens 1b (1960)] || de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
29788 |
afplakken |
afplekken:
afplɛkǝ (P047p Loksbergen)
|
Het laatste blad van een volgezette kamer dichtplakken met een groot stuk papier in verband met de regeling van de luchtstroom. Volgens de invuller uit Q 83 werd het papier door de luchtstroming, de trek (d\n tręk), tegen de reten van de inzet getrokken. [N 98, 147; monogr.]
II-8
|
23734 |
afraffelen |
aframmelen:
aframmələ (P047p Loksbergen)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32517 |
afranden |
bovenste rand vlechten:
bǫwvǝstǝ rant ˲vløxtǝ (P047p Loksbergen)
|
Het vlechten van de bovenste rand van de mand. [N 40, 67]
II-12
|
21158 |
afrit |
afrit:
àfrit (P047p Loksbergen)
|
een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34245 |
afromen |
aflaten:
aflōǝtǝ (P047p Loksbergen),
afromen:
afryǝmǝ (P047p Loksbergen)
|
De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.]
I-11
|
31341 |
afschrijflat, rij |
lat:
lat (P047p Loksbergen)
|
IJzeren of stalen lat waarlangs men rechte lijnen aftekent op het plaatmateriaal. De stalen rij wordt ook gebruikt voor het controleren van de vlakheid van materialen. Zie ook afb. 73. [N 33, 263; N 64, 84; N 66, 3]
II-11
|
33485 |
afslaan, van noten |
beuken:
boukə (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen,
P047p Loksbergen)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
I-7
|
29753 |
afsmeren |
toeplekken:
tuplę ̞kǝ (P047p Loksbergen)
|
De veldoven zonder muren aan de buitenzijde afsmeren met natte klei. [N 98, 116; monogr.]
II-8
|
29674 |
afstrijkboog |
snijdraad:
snē̜drōt (P047p Loksbergen)
|
Boog met draad waarmee de overtollige klei wordt afgestreken. Zie afb. 20 en het lemma ɛafsnijderɛ.' [N 98, 77; monogr.]
II-8
|