e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geen ... waard dat betekent niks: betekənd niks (Lommel), geen cent waard: genne cent werd (Lommel), geen knop waard: genne knop werd (Lommel) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
geen rust hebben geen rust hebben: hej hèt gèn rust (Lommel), rust noch duur hebben: hij hêt rust noch duur (Lommel) hij heeft geen rust [ZND 42 (1943)] III-1-4
geen stand hebben op niks trekken: op niks trekken (Lommel) De uitdrukking waarmee men aangeeft dat een schoen er niet goed uitziet, dat hij geen stand heeft. [N 60, 225b] II-10
geer volantje: valęŋskǝ (Lommel) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7
geerakker kortvoren: kǫrt˲vou̯ǝrǝn (Lommel), spie/spij: spi (Lommel) Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.] I-1
geeuwen gapen: (gaopen) (Lommel), gaapen (Lommel, ... ), gaopen (Lommel), gapən (Lommel, ... ), gāpə (Lommel), gāpən (Lommel), ga͂pen (Lommel) gapen [N 10 (1961)] || geeuwen (als men slaperig is) [ZND 34 (1940)] III-1-2
gegraven waterloop gracht: graxt (Lommel), grāxt (Lommel), sloot: slōt (Lommel) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehakt gehakt vlees: gɛhakt vleejes (Lommel), gekapt vlees: gekapt vleeesch (Lommel), gemalen: Syst. Grootaers  gəmoͅu̯wlə (Lommel), kipkap: kip-kap (Lommel), kipkap (Lommel) Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)] || gehakt vlees [ZND 35 (1941)] III-2-3
geheel afgeschoren wolvacht roof: rōf (Lommel) De gehele vacht wol van het schaap, wanneer dit geschoren wordt. [N 38, 19; L 41, 37; monogr.] I-12
gehemelte gehemelte: gehemelte (Lommel), gɛhemɛltɛ (Lommel) het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)] III-1-1