e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleinzoon kleinzoon: klènzouən (Lommel) kleinzoon III-2-2
klemmateriaal sluitspie: sløę̄itspii̯ (Lommel), spij/spie: spii̯ (Lommel) Met allerlei materialen werden kouter, voorschaar en voorsteun van de ploeg op de ploegbalk vastgezet. Hierdoor bleven deze onderdelen verwisselbaar of verstelbaar. Welk materiaal men gebruikte, blijkt uit de opgaven. [N 11, 31.III.b; N 11A, 140b] I-1
klep (van pet) klep: klep (Lommel), kleͅp (Lommel), B.v. op een jas; van zijn klak.  kleͅp (Lommel) klep || klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
klepel klepel: de klepel van de klok (Lommel) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
klepraam val: val (Lommel) Raam waarvan de scharnieren op de bovenregel van de vleugel zijn bevestigd. Het klepraam kan naar gelang van de constructie naar binnen of naar buiten draaien. [N 55, 42; A 42, 10b add.] II-9
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babbele (Lommel), babbelen (Lommel, ... ), kletsen: Van Dale: kletsen, 1. (minacht.) praten of met elkaar spreken als iets hinderlijks of vervelends; -2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden, hetzij ongunstig (wauwelen) of in neutrale bet., gemoedelijk praten; - in ongunstige zin spreken (over), ongegronde dingen zeggen, kwebbelen; [3.] overbrengen, oververtellen, klikken; 4. roddelen, kwaadspreken; -5. onzin verkopen, bazelen.  kletsen (Lommel, ... ), lameren: Van Dale: lameren, (gew.) kletsen, de tijd verbabbelen.  lameeren (Lommel), parleren: `rap en keurig zijn in de taal`  parleeëren (Lommel), zeveren: hij zeeëvert (Lommel) Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] || parlesanten; geef de dialectvorm van dit woord op indien het bestaat; wat betekent het ? [ZND 40 (1942)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)] III-3-1
kletsen [onnozele praat vertellen] beuzelen: hij beuzelt (Lommel), kletspraat vertellen: hij vertailt kletspraowet (Lommel) Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] III-3-1
kletsoor klatsoortje: kladzurkǝn (Lommel) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf babbelwijf: babbelwaaïf (Lommel), babbelwijf (Lommel), gazet: `t is just een gazet (Lommel), waswijf: waschwijf (Lommel) Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1
kleurx kleur: kleur (Lommel, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4