e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaaldeel schaal: sxǭl (Lommel) Wanneer een boomstam in de lengte in een aantal delen wordt gezaagd, zijn het onderste en het bovenste deel aan één zijde met schors bedekt. Men noemt die beide delen de schaaldelen. Zie ook afb. 11. [N 50, 51a; L 42, 18; monogr.] II-12
schaamte schaamte: schaamte (Lommel) Schaamte [schamte, schèmt. [N 96D (1989)] III-3-3
schaap schaap: sxāp (Lommel), sxǭp (Lommel) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaapherder schaper: sxāpǝr (Lommel), scheper: sxēpǝr (Lommel), sxē̜pǝr (Lommel) [A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.]Herder die de schapen hoedt, al of niet in dienst van een baas. Het lemma ''schaapherder'' is reeds behandeld in wld I.6 (1.3.16). Onderstaande gegevens zijn een aanvulling daarop. [N 78, 1; JG 1a, 1b; N 19, L 292 add.; monogr.] I-12, I-6
schaapsruif krib: krep (Lommel), schaapsben: sxǭpsbęn (Lommel) Het samenstel van latten, in schuine stand tegen de wand aangebracht, waaruit de schapen het hooi kunnen eten. Zie ook de toelichting bij de lemmata "ruif voor de koeien" (2.2.19) en "paarderuif" (2.3.2). [N 5A, 45b; R 14, 23n; monogr.] I-6
schaapsschaar schaap(s)scheer: sxapsxɛr (Lommel), sxopsxɛ̄r (Lommel), sxǫpsxęr (Lommel) Bepaalde schaar waarmee men schapen scheert. [N 18, 119; monogr.] I-12
schaats schaats: n scha(a)ts (Lommel), schats (Lommel, ... ), Afl. sub schaats.  schaatsen (Lommel), heldere a , maar kort uitgesproken  schaatsen (Lommel) een schaats [schaverdijn, schofferdijn, schrikschoen] [N 112 (2006)] || Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [Lk 01 (1953)] || Schaats. [Willems (1885)] III-3-2
schaatsenrijder schrijvertje: sxreͅivərkən (Lommel) schaatsertje: Hoe noemt u het insect dat met schokkende bewegingen over het water lijkt te schaatsen? Het lijf van het insect staat op lange poten op het water. [N100 (1997)] III-4-2
schaatsijzer ijzer: ijzer (Lommel), snee: de sneej (Lommel) Noemt men het stalen onderdeel, dat over het ijs glijdt en dat geregeld geslepen moet worden, met een afzonderlijk woord? Zo ja, hoe luidt dit? [Lk 01 (1953)] || stalen onderdeel van een schaats [ijzer, mes, snee] [N 112 (2006)] III-3-2
schabbernak [znd 42] schabbernak: Kraag.  schabbernak (Lommel) Kent ge een woord schabbernak ? uitspraak + betekenis [ZND 42 (1943)] III-1-3