e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoft schoft: sxoft (Lommel), sxǫft (Lommel) Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2] I-9
schoftzadel zadel: zǫǝl (Lommel) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokken schokken: sxǫʔǝ (Lommel), slaan: slǫn (Lommel), stoten: stou̯ǝtǝ (Lommel) Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97] I-13
schokschouderen de schouders ophalen: də schawərs ophoͅwələn (Lommel), met de schouders trekken: me zen schāwərs tre⁄ən (Lommel) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schol pladijs: pladeͅis (Lommel), schol: schol (Lommel) schol [Willems (1885)] || schol (platvis) III-2-3
scholekster scholekster: sxoͅleͅkstər (Lommel) scholekster (43 drukke zwart-witte vogel met rode bek; meest in de rivierstreek [N 09 (1961)] III-4-1
schommel schokkel: schokkel (Lommel), schommel: schommel (Lommel), suur: en suur (Lommel, ... ), suer (Lommel, ... ), suur (Lommel), /  n suur (Lommel), suujer (Lommel), suur (Lommel, ... ), Staat er een suur op de kermis?  sy(3)̄ər (Lommel), suur: België (- Bocholt en Lozen), Gastel.  sy(3)̄r (Lommel), zwik: een zwik (Lommel) / [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || schommel [SND (2006)] || Schommel. [Willems (1885)] || Suur: schommel. III-3-2
schommelen suren: suren (Lommel), suujeren (Lommel), /  suren (Lommel, ... ), Van de wortel sue(i) = biegen, drehen, schwingen. Nd. swiren, nl. zwieren.  sy(3)̄ərən (Lommel) / [SND (2006)] || b) zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen] [N 112 (2006)] || Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || schommelen [SND (2006)] || Suren: schommelen. III-3-2
school school: de jong z`n na de schooel (Lommel), de kinders zèn naor school (Lommel), sxōl (Lommel), voor jongens  op schowel (Lommel) de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || kostschool [ZND 40 (1942)] || school [RND] III-3-1
schoolkinderen schooljongen: šxo.ljuŋ (Lommel) schoolkinderen [RND] III-3-1