28471 |
eitjes |
eitjes:
eitjes (K278p Lommel)
|
De eitjes die de koningin legt. Een ei is maximaal twee millimeter. Zowel de bevruchte als de onbevruchte eieren worden door één individu, de koningin of moer, gelegd. De koningin gaat van cel tot cel bij het leggen. Ze stelt een vluchtig onderzoek in met haar sprieten, kromt vervolgens het achterlijf en deponeert op de bodem van elke cel een eitje. [N 63, 21a]
II-6
|
24142 |
ekster |
ekster:
ekster (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
ĕikster (K278p Lommel),
eͅkstər (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
êikster (K278p Lommel),
Frings, omgesp.
eͅkstər (K278p Lommel),
jan:
nə jan (K278p Lommel)
|
ekster [Willems (1885)], [ZND 39 (1942)] || ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
eksteroog:
eksteroog (K278p Lommel)
|
eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)]
III-1-2
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
elestik (K278p Lommel),
ēlęstik (K278p Lommel),
rek:
ręk (K278p Lommel),
rekje:
rɛkskǝ (K278p Lommel)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
19685 |
elektriciteit |
elektriek:
elektrik (K278p Lommel),
èllɛntriek (K278p Lommel)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
eletriken tram (K278p Lommel),
ellentrieken tram (K278p Lommel),
èllentrie-ɛn tram (K278p Lommel),
életriken tram (K278p Lommel)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
18829 |
ellende (lijden) |
ellende:
əlèndə (K278p Lommel),
⁄k zên ziek van ellende (K278p Lommel),
miserie:
Hij zit in de miserie (K278p Lommel),
ie wit in de misirie (K278p Lommel),
ik zijn ziek van misirie (K278p Lommel),
məzirĭĕj (K278p Lommel)
|
ellende || ellende, misère || Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18830 |
ellendig |
miserabel:
mĭĕsəràbəl (K278p Lommel)
|
miserabel, ellendig
III-1-4
|
24504 |
els |
els:
els (K278p Lommel),
priem:
prim (K278p Lommel)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
24419 |
emelt, larve van de langpootmug |
emelt:
mEltən (K278p Lommel)
|
emelt, larve van de langpootmug, zeer schadelijk wormpje in graan- en grasland [N 26 (1964)]
III-4-2
|