21557 |
gadeslaan? |
gadeslaan:
zèn zaa-ɛn gowieslòn (K278p Lommel),
zorgen voor:
ie zourgt vur zijn zau⁄en (K278p Lommel)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22733 |
gaffel |
gaffel:
dɛ gaffɛl toew zêttɛn (K278p Lommel),
zet de gaffel wa bîṇj (K278p Lommel),
Ja, dat noemt men de gaffel.
gaffel (K278p Lommel),
gaffels:
de gaffels bijzetten (K278p Lommel)
|
Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
30893 |
galgeknoop |
galgeknoop:
galgeknoop (K278p Lommel)
|
De knoop waarmee borstel en pekdraad bij het rispeleind aan elkaar bevestigd worden. [N 60, 198c]
II-10
|
21314 |
galgenaas |
bandiet:
nɛ bandiet (K278p Lommel),
sloeber:
Van Dale: sloeber, 2. (scheldwoord) smeerlap, schoelje, vlegel.
nɛ sloeber (K278p Lommel),
smeerlap:
een smerlap (K278p Lommel)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
23265 |
galmgaten |
galmgaten:
dɛ galmgowɛtɛn (K278p Lommel),
galmgauten (K278p Lommel)
|
Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
33849 |
galopperen |
vierklauwens lopen:
virklāu̯ǝs lōpǝn (K278p Lommel)
|
De galop is een drie-tempogang. Het paard beweegt met lange, gelijkmatige passen en leidt met één van de voorbenen. Beginnend met het rechter voorbeen gaat het als volgt verder: links achter (linker diagonaal), rechts achter en links voor, gevolgd door een zweefmoment. Bij het grootste aantal paarden hoort men drie hoefslagen (zie drieslag), waarbij de nederzetting van de twee voeten overkruis geschiedt. Enkel bij de galop van zeer goed gedresseerde man√®gepaarden worden de vier hoefslagen gehoord. Dit laatste heeft niets te maken met "vierkappens, vierklauwens of viervoetig lopen", wat "snel lopen" betekent. Zie afbeelding 10. [JG 1b; N 8, 20, 81c, 81d, 81e en 81f]
I-9
|
19375 |
gang |
gang:
gaŋ (K278p Lommel),
gaŋk (K278p Lommel)
|
gang [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
34548 |
gans |
gans:
gans (K278p Lommel)
|
[A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.]
I-12
|
18135 |
gapende wonde |
open wonde:
open won (K278p Lommel)
|
een gapende wonde [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
28847 |
garen |
garen:
gowrǝn (K278p Lommel),
gowǝrǝn (K278p Lommel),
gǭrǝn (K278p Lommel),
gǭwǝrǝn (K278p Lommel)
|
Gesponnen draad in het algemeen. Het garen kan gemaakt worden van allerlei vezels, bijv. katoen, wol, zijde en linnen. [N 62, 55a; N 59, 6a; L 1a-m; L 7, 58; L 17, 4; L 28, 14; L A1, 18; L B1, 69; L B1, 80; MW; S 7; monogr.]
II-7
|