19476 |
houtspaander |
kennepstek:
kɛnəpstɛk (K278p Lommel)
|
spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
splẽntǝr (K278p Lommel)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
24329 |
houtworm |
memel:
mēməl (K278p Lommel),
milver:
milver (K278p Lommel),
molm:
olm, den — (K278p Lommel),
vermolmd hout
molm (K278p Lommel)
|
houtworm [Lk 01 (1953)] || houtworm, memel [ZND 38 (1942)] || wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
29627 |
houweel |
hak:
hak (K278p Lommel),
houweel:
hǫu̯wiǝl (K278p Lommel),
pioche:
pii̯os (K278p Lommel)
|
Houweel of hak die vroeger gebruikt werd om de wielen van de kar of wagen vrij te maken als die vastgelopen was op slechte wegen. Deze hak werd ook gebruikt als steun voor de kar of wagen tot de wegen beter werden en de hak als steun vervangen werd door de zware karsteun. [N 17, 83; JG 1d; monogr.]
I-13
|
29956 |
houwhamer |
steenbeitel:
stējǝn˱bē̜tǝl (K278p Lommel),
stēʔǝn˱bęjtǝl (K278p Lommel)
|
Tweesnijdende beitel met een handgreep in het midden, gebruikt om metselstenen te bekappen. Zie ook afb. 16. [N 30, 15b; monogr.]
II-9
|
19187 |
hovaardig |
groots:
gröts (K278p Lommel)
|
hovaardig, trots
III-1-4
|
17565 |
huid |
huid:
hoid (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
huid (K278p Lommel),
høͅyd (K278p Lommel),
høͅyt (K278p Lommel),
(mv)
hǫi̯dǝn (K278p Lommel),
koeienhuid:
(mv)
kui̯høi̯ǝn (K278p Lommel),
vel:
vael (K278p Lommel),
vel (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
veͅl (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
[L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)] || huid, vel [N 10b (1961)]
I-11, III-1-1
|
18049 |
huidschilfers |
pelletjes:
pelə⁄əs (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
peͅlə⁄əs (K278p Lommel)
|
schilfers op de huid [blusters] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18044 |
huiduitslag |
pukkels:
pukkels (K278p Lommel),
uitslag:
uitslag (K278p Lommel)
|
Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (uitslag, pukkels, broebels). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
34618 |
huif van de huifkar |
huif:
hǭi̯f (K278p Lommel)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|