e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klophamer hamer: hāmǝr (Lommel) De zwaardere hamer met ietwat ronde kop waarmee men het leer klopt, met name de loopzool. Het kloppen doet men ook wel met de gewone schoenmakershamer. [N 60, 97a; N 60, 183b; N 60, 241a] II-10
klopkei klopsteen: klopsteen (Lommel) De steen waarop men het leer van de bovenzool klopt. [N 60, 97b; N 60, 241a] II-10
kloppen kloppen: kloppen (Lommel) Met een hamer, klopkei of klopijzer het leer op een steen kloppen. "De bovenzool wordt, na eerst ruw uitgesneden en in water elastisch te zijn gemaakt, op een kei geklopt om eventueel later trekken te voorkomen." (Directie, pag. 301). [N 60, 97a; N 60, 241a] II-10
kloven in de middent doorkappen: ęndǝ mǝdǝnt dørkapǝ (Lommel), kloven: klovən (Lommel, ... ), klōf (=mv) in ə hān (Lommel), weren: wejərən (Lommel) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] || Nadat het dier bestorven is, wordt het in twee delen verdeeld door het in de ruggegraat door te kappen. Soms laat men de ruggegraat aan één kant zitten en kapt men de ribben aan de andere kant los. Beide delen worden vervolgens apart verwerkt. [N 28, 89; Veldeke 32, 69; monogr.] II-1, III-1-2
klucht klucht: (n) klucht (Lommel) een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw] [N 112 (2006)] III-3-2
kluit briket: brieketten (Lommel), ei: eiker (Lommel), kluit: zeer oud  klieten (Lommel) bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] III-2-1
kluit aarde klot: klot (Lommel), klǫt (Lommel), spit: spēt (Lommel) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluizenaar kluizenaar: klø͂ͅizənɛ̄r (Lommel) Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluizenaarswoning kluis: klø͂ͅs (Lommel) De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)] III-3-3
knabbelen knabbelen: knabələn (Lommel, ... ), knāwə (Lommel) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3