19043 |
knap meisje |
handig meisje:
hènnəch mèskən (K278p Lommel),
pront wicht:
prònt wicht (K278p Lommel),
schoon meisje:
schóómäskən (K278p Lommel)
|
knap meisje || mooi meisje || schoon meisje
III-1-4
|
33338 |
knecht, algemeen |
knecht:
knɛ̄xt (K278p Lommel)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
17921 |
knellen |
nijpen:
nijpen (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel,
K278p Lommel)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18174 |
knellen, gezegd van schoenen |
nijpen:
nijpen (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel,
K278p Lommel)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
24186 |
kneu |
heiknuiter:
hɛiknøͅytər (K278p Lommel),
kneuter:
Frings, omgesp.
knøͅʔər (K278p Lommel),
knuiter:
NB in Kerkhoven (K 317a) uitgesproken als kn#i\\t\\r Frings, omgesp.
knøͅytər (K278p Lommel)
|
kneu (13,5 wit in vleugel en staart; wilde man heeft in zomer rood voorhoofd en borst; hele jaar hier; veel op trek; broedt in veld en hei; roep [tut-tut-tut]; leuke zang; geliefde kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21058 |
kneuzen |
blutsen:
blutsen (K278p Lommel),
butsen:
butsen (K278p Lommel)
|
blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
33939 |
knevels |
knevels:
knēvǝls (K278p Lommel)
|
Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45]
I-10
|
22410 |
knibbelen |
mikado:
mikado (K278p Lommel)
|
het spel waarbij de spelers staafjes (26 of 28) die verward op een hoopje liggen, met een haakje of een staafje telkens een staafje moeten ophalen zonder de andere te bewegen [knibbelen, knipperen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17677 |
knie |
knie:
kni (K278p Lommel),
kni. (K278p Lommel),
knie (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel,
K278p Lommel),
knij (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
knie [N 10b (1961)], [RND], [ZND 28 (1938)]
III-1-1
|
34221 |
knieband voor een stier of kalf |
knieband:
knibãnt (K278p Lommel)
|
IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.]
I-11
|