20839 |
mosterd |
mosterd:
moster (K278p Lommel),
mosterd (K278p Lommel),
mōsterd (K278p Lommel),
mōͅstər (K278p Lommel),
mōͅstərd (K278p Lommel),
ò lang hgetreokken
mòster (K278p Lommel)
|
mosterd [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
moͅt (K278p Lommel),
ook in ZND 01, a-m, daar alles opgenomen
mot (K278p Lommel),
motvlinder:
ook in ZND 31, 038
motvlinder (K278p Lommel)
|
mot [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 31 (1939)] || mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
[Lex. var. monteur?]
mont"r (K278p Lommel)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
moekregen:
moͅkrägən (K278p Lommel),
motregen:
moͅtrögəl (K278p Lommel),
stofregen:
stofrège (K278p Lommel),
stuiver:
stobər (K278p Lommel)
|
motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
druppelen:
dröpələ, ⁄ət tröpəlt (K278p Lommel),
motregenen:
et motrègent (K278p Lommel),
stofregenen:
`t stofrèget (K278p Lommel),
stifrägənən (K278p Lommel),
stofrägənən (K278p Lommel),
zeveren:
zeivərə (K278p Lommel),
zeiəvərən (K278p Lommel),
zejəvərən (K278p Lommel),
zēvərə, hət sēvərt (K278p Lommel),
zēəvərə (K278p Lommel)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || Motregenen. Vertaal in uw dialect: motregenen, het motregent (regenen met heel fijne druppels). [ZND 49 (1958)] || stofregenen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
18264 |
mouw |
mouw:
maaw, maaw.e (K278p Lommel),
mouw, mouwke (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel,
K278p Lommel),
mouw, mouwèn (K278p Lommel),
mouwen (K278p Lommel),
moͅu (K278p Lommel),
twee mouen (K278p Lommel),
twee mouwen (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
tweeje maawen (K278p Lommel),
twieë mouwen (K278p Lommel)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
18325 |
mouwschort |
jasvoorschoot:
jasvoorschoot
jasvöschowət (K278p Lommel)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24356 |
mug |
mug:
mug (K278p Lommel),
møx (K278p Lommel),
ongeveer 100 opgaven, alleen fonetische varianten van mug; niet verder opgenomen
mug (K278p Lommel)
|
mug [Willems (1885)], [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
33767 |
muil |
bakkes:
baʔǝs (K278p Lommel)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|
26147 |
muilband |
band:
bānt (K278p Lommel
[(mv bān)]
),
muilband:
mø̜lbant (K278p Lommel)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|