e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omhooggaan omhooggaan: gaat omhoog (Lommel), omhooggaan (Lommel), omhoogklimmen: omhoogklimmen (Lommel) Omhooggaan, naar boven gaan (rijzen, (op)stijgen, omhoog gaan) [N 108 (2001)] III-1-2
omhulsel van het teellid broek: bruk (Lommel), koker: kōʔǝr (Lommel), sluif: slōf (Lommel) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omkeren kantelen: kǫntǝlǝn (Lommel) Kadetjes of andere broodjes omdraaien tijdens de rijsperiode. De informant van L 312 merkt op dat "kappen" is een gleuf maken in de kadetjes. [N 29, 96a; monogr.] II-1
omloper omhulsel: omhulsel (Lommel) Het riempje dat, na geschift of geschalmd te zijn, in hoefijzervorm met tacks wordt vastgeslagen en op welke basis men de hak laag voor laag opbouwt. De hiel van de voet is van onderen bol, zodat de hak daar enigszins hol moet zijn. Deze lichte welving wordt bereikt door als bovenste laag van de hak een plat afgeschifte reep leer rondom te leggen in de vorm van een hoefijzer (Liedmeier, pag. 18). Zie afb. 51. [N 60, 128a] II-10
omslagdoek (alg.) neusdoek: neusdoek (Lommel), nizduk (Lommel), nyzduk (Lommel), nøzduk (Lommel), Neusdoek was oorspronkelijk zakdoek; vroeger van veel grotere afmetingen dan thans (vgl. landbouwers met rode zakdoek om hals).  nøzduk (Lommel) grote vierkanten doek die de vrouwen eertijds om hoofd en schouder sloegen || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omwalde akker afgemaakte grond: afgǝmaktǝ grōnt (Lommel), afgesloten akker: āfxǝslōtǝn akǝr (Lommel), stuk in de heggen: støk en dǝ hęgǝn (Lommel), stuk in de wal: støk en dǝ wal (Lommel), veld: vɛlt (Lommel) Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.] I-8
omweiden verplaatsen: vǝrplaǝtsǝ (Lommel) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11
omzetten omzetten: ømzętǝ (Lommel), verschieten: verschieten (Lommel) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4
onbetrouwbare koopman karrenspringer: ps. omgespeld volgens Frings.  karəspreŋər (Lommel), smous: ps. omgespeld volgens Frings.  smōͅws (Lommel), tuiser: ps. omgespeld volgens Frings.  tusər (Lommel, ... ) Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] III-3-1
onbewolkt klaar: kler (Lommel) klaar, helder [ZND 01 (1922)] III-4-4