19322 |
opschepper |
blazer:
blouəzər (K278p Lommel),
stoef:
stóf (K278p Lommel),
stoefer:
cf. WNT XV, kol. 1813 s.v. "stoffen (III)": "roemen, pochen, zich laten voorstaan"(zuidelijke variant = "stoefen")
stófər (K278p Lommel)
|
opschepster, snoefster, pochster || pocher, opschepper
III-1-4
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opschuiven (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
25480 |
opslagplaats voor brood |
broodhuis:
browǝthøjs (K278p Lommel)
|
Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e]
II-1
|
34020 |
opstaan |
allez-jup:
alę jø̜p (K278p Lommel)
|
Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j]
I-10
|
33152 |
opstapelen van graanzakken |
optassen:
ǫptasǝ (K278p Lommel)
|
Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24]
I-4
|
33078 |
opsteken van de schoven |
opsteken:
opstɛʔǝ (K278p Lommel)
|
Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
32939 |
optasser |
lader:
lǫu̯ǝi̯ǝr (K278p Lommel)
|
Degene die, staande op de kar, het hooi van de opsteker aanneemt en het er opstapelt. [N 14, 121b; A 34, 3b]
I-3
|
33730 |
optilbaar hek |
afsluiting:
øfslø̜̄u̯tiŋ (K278p Lommel)
|
Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.]
I-8
|
17900 |
optillen |
opheffen:
ophèffen (K278p Lommel),
uphɛfn (K278p Lommel)
|
dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || optillen [RND]
III-1-2
|
29979 |
optoppen, oplangen |
een stellingboom bijbinden:
nǝ stɛ̄leŋbōǝm bē̜bē̜nǝ (K278p Lommel)
|
De steiger verhogen door de staanders met behulp van palen, de zgn. 'optoppers', te verlengen. De optoppers worden door middel van touwen aan de staanders gebonden en ze rusten op een op de staander gespijkerde, houten klos. [N 32, 5a; monogr.]
II-9
|