24367 |
rat |
rat:
rat (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
rat [Willems (1885)]
III-4-2
|
22831 |
ratel |
ratel:
raatel (K278p Lommel)
|
Ratel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
28600 |
raten inkorten |
inkorten:
inkorten (K278p Lommel)
|
Het opsnoeien van de raten door de imker bij korfteelt. Een drietal keren op verschillende tijden in het jaar moet dit korten van de raten gebeuren om het volk te beteugelen en het zwermen te verhinderen. [N 63, 80a]
II-6
|
20529 |
rauw |
rauw:
raauw vleesch (K278p Lommel)
|
Rauw vlees. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
fikfakken:
Kil. fickfacken. Onomatopoëtische vorming bij fikken (mnl. vicken), slaan, treffen.
fekfa?ən (K278p Lommel),
ravotsen:
ravoͅtsən (K278p Lommel),
ravotten:
ravotten (K278p Lommel)
|
Fikfakken: Stoeien, worstelen. || Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] || Ravotsen: Stoeien, speels worstelen.
III-3-2
|
19120 |
razend van woede |
purper van colre:
purəpər và klèèrən (K278p Lommel),
razig kwaad:
ròwəzəch kòwət (K278p Lommel)
|
purper zien van woede || razend kwaad
III-1-4
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
duwen:
doͅuwən (K278p Lommel),
stoten:
stowətən (K278p Lommel)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
geitenbenen:
gätəbejən (K278p Lommel),
mokbenen:
moͅkbejənən (K278p Lommel),
stokken:
stɛ:⁄ə (K278p Lommel)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30866 |
rechterleest |
rechterleest:
rechterleest (K278p Lommel)
|
De kromme leest waarop men een rechterschoen kan vervaardigen. [N 60, 185c]
II-10
|
17616 |
rechtstaande oren |
fikjes:
fekskəs (K278p Lommel),
fikoortjes:
fekorkəs (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
steekoren:
stēͅakowərə (K278p Lommel)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|