33782 |
schoft |
schoft:
sxoft (K278p Lommel),
sxǫft (K278p Lommel)
|
Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2]
I-9
|
33977 |
schoftzadel |
zadel:
zǫǝl (K278p Lommel)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
34629 |
schokken |
schokken:
sxǫʔǝ (K278p Lommel),
slaan:
slǫn (K278p Lommel),
stoten:
stou̯ǝtǝ (K278p Lommel)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
17964 |
schokschouderen |
de schouders ophalen:
də schawərs ophoͅwələn (K278p Lommel),
met de schouders trekken:
me zen schāwərs tre⁄ən (K278p Lommel)
|
schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
pladijs:
pladeͅis (K278p Lommel),
schol:
schol (K278p Lommel)
|
schol [Willems (1885)] || schol (platvis)
III-2-3
|
24241 |
scholekster |
scholekster:
sxoͅleͅkstər (K278p Lommel)
|
scholekster (43 drukke zwart-witte vogel met rode bek; meest in de rivierstreek [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22371 |
schommel |
schokkel:
schokkel (K278p Lommel),
schommel:
schommel (K278p Lommel),
suur:
en suur (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
suer (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
suur (K278p Lommel),
/
n suur (K278p Lommel),
suujer (K278p Lommel),
suur (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
Staat er een suur op de kermis?
sy(3)̄ər (K278p Lommel),
suur: België (- Bocholt en Lozen), Gastel.
sy(3)̄r (K278p Lommel),
zwik:
een zwik (K278p Lommel)
|
/ [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || schommel [SND (2006)] || Schommel. [Willems (1885)] || Suur: schommel.
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
suren:
suren (K278p Lommel),
suujeren (K278p Lommel),
/
suren (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
Van de wortel sue(i) = biegen, drehen, schwingen. Nd. swiren, nl. zwieren.
sy(3)̄ərən (K278p Lommel)
|
/ [SND (2006)] || b) zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen] [N 112 (2006)] || Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || schommelen [SND (2006)] || Suren: schommelen.
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
de jong z`n na de schooel (K278p Lommel),
de kinders zèn naor school (K278p Lommel),
sxōl (K278p Lommel),
voor jongens
op schowel (K278p Lommel)
|
de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || kostschool [ZND 40 (1942)] || school [RND]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schooljongen:
šxo.ljuŋ (K278p Lommel)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|