18427 |
vaste boord |
col (fr.):
koͅl (K278p Lommel),
kraag:
kraag (K278p Lommel)
|
kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutels:
kø̄ʔǝls (K278p Lommel),
schitten:
sxetǝn (K278p Lommel),
stront:
strǫnt (K278p Lommel)
|
Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11
|
25395 |
vaste varkenshuid |
zwaars:
zwaš (K278p Lommel)
|
De huid die op het varken vast bleef zitten. Woordtypen als "zwaard(s)", "zwaars", "zwoord", "zwoors" komen in de betekenis "harde rand van een snede spek" ook nog voor in een ander verband in het woordenboek. [N 28, 30; monogr.]
II-1
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
koebak:
kui̯bak (K278p Lommel),
krib:
krep (K278p Lommel),
zul:
zø̜̄l (K278p Lommel)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vaasten (K278p Lommel)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastavond:
vastavend (K278p Lommel),
vastelavond:
fasḷu.vət (K278p Lommel)
|
vastenavond [RND] || Vastenavond. [Willems (1885)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vaastendag (K278p Lommel)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
26650 |
vat |
vat:
vat (K278p Lommel)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
32342 |
vat, ton |
ton:
ton (K278p Lommel),
vat:
vat (K278p Lommel)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
21284 |
vechten |
vechten:
fɛ͂.xtn (K278p Lommel)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|