24275 |
watersnip |
snep:
Frings, omgesp.
sneͅp (K278p Lommel),
watersnep:
(woͅu̯ətər)snep (K278p Lommel),
Frings, omgesp.
woͅu̯ətərsneͅp (K278p Lommel)
|
watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32704 |
watervoor |
watervoor:
wǫu̯ǝtǝr[voor] (K278p Lommel),
zoe/zouw:
zuf (K278p Lommel)
|
Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.]
I-1
|
18123 |
waterzucht |
vocht:
vocht (K278p Lommel),
water:
’t water (K278p Lommel)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zuch(t), het water, waterzuch(t), vocht). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21675 |
wbd: afzeggen |
afzeggen:
ps. omgespeld volgens Frings.
afzeͅgə (K278p Lommel),
uit de kan springen:
ps. omgespeld volgens Frings.
øt də ka͂n spreŋə (K278p Lommel),
vernietigen:
ps. omgespeld volgens Frings.
də kōp vərnitəgən (K278p Lommel)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
goed staan:
ps. omgespeld volgens Frings.
gud stōͅm (K278p Lommel),
veel gelden:
ps. omgespeld volgens Frings.
gelə vøl (K278p Lommel)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
uit de koord springen:
vgl. Lommel Wl. (pag. 159): koor(d), [kouër] (v.), koord.
øͅtə koͅu̯ər spreŋən (K278p Lommel),
zijn woord in de nek trekken:
ps. omgespeld volgens Frings.
heͅi̯ treͅkt zeͅ womərt in də neͅk (K278p Lommel)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
kwaad geld:
ps. omgespeld volgens Frings.
kōͅgeͅlt (K278p Lommel),
kōͅwəi̯ geͅlt (K278p Lommel)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21676 |
wbd: staartgeld / minder vragen |
dolperen:
ps. omgespeld volgens Frings.
tøͅlpərən (K278p Lommel)
|
verschil: Vraagt men aanvankelijk teveel geld voor wat men wil verkopen, dan moet men tenslotte vaak genoegen nemen met minder dan men eerst kon krijgen; hoe noemt men in zulk geval het verschil tussen wat men eerst kon krijgen en wat men tenslotte werkel [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21677 |
wbd: staartgeld / verschil |
staartgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
steͅrtgeͅld (K278p Lommel)
|
verschil: Vraagt men aanvankelijk teveel geld voor wat men wil verkopen, dan moet men tenslotte vaak genoegen nemen met minder dan men eerst kon krijgen; hoe noemt men in zulk geval het verschil tussen wat men eerst kon krijgen en wat men tenslotte werkel [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21663 |
wbd: verkopen voor |
laten:
ps. omgespeld volgens Frings.
lōͅwətə (K278p Lommel),
ək loͅu̯ət (K278p Lommel),
loven:
ps. omgespeld volgens Frings.
ək lōf (K278p Lommel)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|