28537 |
bolletjes stuifmeel |
klompen:
klompen (K278p Lommel)
|
Bolletjes stuifmeel in het korfje aan de beide achterpoten van de bij. [N 63, 44c; Ge 37, 94]
II-6
|
25583 |
bolrijs |
vultijd:
vøltējt (K278p Lommel)
|
De rijsperiode na het opbollen. Bij de rijs op de bol moet men de bollen beschermen tegen afkoeling en tocht om te verhinderen dat de buitenkant der bollen uitdroogt (Schoep blz. 100). [N 29, 35c; N 29, 35a]
II-1
|
33500 |
bolster van de okkernoot |
bast:
baast (K278p Lommel),
pel:
pel (K278p Lommel),
schil:
schel (K278p Lommel)
|
bolster (van) [ZND 33 (1940)]
I-7
|
32326 |
bom, spon |
spon:
spon (K278p Lommel)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
32322 |
bomgat, spongat |
spongat:
spongat (K278p Lommel)
|
De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.]
II-12
|
20902 |
bonbon |
praline:
Verklw. p\\rlin\\¿\\n
pərlin (K278p Lommel),
Verklw. pralin\\¿\\n
pralin (K278p Lommel)
|
praline
III-2-3
|
18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
ne pels (K278p Lommel),
ne pèls (K278p Lommel),
nə pels (K278p Lommel),
pels (K278p Lommel),
ai = changeais
ne pails (K278p Lommel),
B.v. pels op haar jas.
peͅls (K278p Lommel)
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] || pels || pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw slaan:
bont ɛn blāw gəslāgən (K278p Lommel),
bònt en blaaw geslagen (K278p Lommel),
paars en blauw slaan:
pjes en blaaw geslon (K278p Lommel)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|
18629 |
bont geruite langwerpige omslagdoek |
neusdoek:
ny(3)̄sduk (K278p Lommel),
nøsduk (K278p Lommel)
|
omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34038 |
bonte koe met zwarte kop |
zwartkop:
zwęrtkǭp (K278p Lommel)
|
[N 3A, 128]
I-11
|