32762 |
zonder voor spitten |
omspaden:
[omspaden] (K278p Lommel),
omsteken:
ømstɛ̄ʔǝ (K278p Lommel),
voor de schup omwerpen:
vør dǝ sxøp ømwęrǝpǝn (K278p Lommel)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
31017 |
zondroog |
te droog:
te droog (K278p Lommel)
|
De toestand waarin het leer gereed is om geëffend te worden. Het leer is dan iets droger dan winddroog. De informant van Q 253 kent het begrip "zondroog" niet. [N 60, 99b]
II-10
|
30978 |
zool |
zool:
zool (K278p Lommel),
zǫu̯ǝl (K278p Lommel)
|
Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] || Ondervlak van schoeisel, dat deel waarop men loopt. [N 60, 76; N 60, 233a]
I-9, II-10
|
18342 |
zool van een schoen |
halfzool:
[=soorten zolen]
halfzool (K278p Lommel),
hiel:
[*]
hiel (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
onderzool:
[=soorten zolen]
onderzool (K278p Lommel),
zool:
zouəl (K278p Lommel),
zowəl (K278p Lommel)
|
De zool van een schoen in het algemeen (welke soorten?) [N 60 (1973)] || Hoe noemt men in het algemeen alle onderdelen van de schoen die evenwijdig lopen aan de onderkant van de voet? (zool?) Vgl. tek. 3 [N 60 (1973)] || zool || zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30833 |
zoolleer |
croupon:
croupon (K278p Lommel)
|
Dik, stevig leer voor zolen van schoenen. Volgens de informant van L 163a gaat het hier om kuipgelooid leer, d.w.z. leer dat lange tijd met gemalen eikeschors, de run, in een kuip heeft gelegen. Croupon is het deel van de huid, de rug, dat het sterkste en dikste leer levert en dat zeer geschikt is als zoolleer. [N 60, 2a; N 60, 247]
II-10
|
30834 |
zoolleersoorten |
croupon:
croupon (K278p Lommel)
|
Leersoorten die voor de onderzijde van de schoenen worden gebruikt. Volgens de informant van Q 253 werden deze eertijds steeds plantaardig gelooid, terwijl de informant van Q 32 ten aanzien van rindsleer opmerkt dat het meestal met zout gelooid werd. Onder vachelooiing verstaat men looiing van zoolleer door middel van plantaardige extracten in draaiende vaten. [N 60, 2b; N 60, 247]
II-10
|
20189 |
zoon |
zoon:
zówən (K278p Lommel)
|
zoon
III-2-2
|
19233 |
zorgen voor |
zorgen voor:
zörəgən vur (K278p Lommel)
|
zorgen voor
III-1-4
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zøchtən (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
zø̄chtə (K278p Lommel)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
20286 |
zuigfles |
tutterfles:
tuttərflès (K278p Lommel)
|
zuigfles
III-2-2
|