17765 |
borstkas |
borst:
ik hem een kaaw op de bôst (K278p Lommel),
ik hem een kau op m`en böst (K278p Lommel),
ik hèm n kauw ôp de bôəst (K278p Lommel)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-1
|
33988 |
borstnet |
borstkleed:
bǫstklēi̯t (K278p Lommel),
voorschoot:
vørsxō(u̯ǝ)t (K278p Lommel)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
borstriem:
%%voor de fonetische documentatie wordt verwezen naar het lemma BORSTRIEM%%
[borstriem] (K278p Lommel)
|
I-10
|
18400 |
borstrok |
hemdrok:
heͅmproͅk (K278p Lommel),
Ontwikkeling van homorganische (bilabiale) b na m.
heͅmbrok (K278p Lommel),
onderlijf:
onderlijf(ken) (K278p Lommel),
slaaplijf:
slapleif (K278p Lommel),
slāpleͅif (K278p Lommel)
|
#NAME? || borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
onderlijf:
onderlijf (K278p Lommel),
slaaplijf:
slapleif (K278p Lommel),
slāpleͅif (K278p Lommel)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)] || Mannenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
onderlijfje:
gemaakt van wol
onderlijfken (K278p Lommel),
slaaplijf:
slapleif (K278p Lommel),
slāpleͅif (K278p Lommel)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] || Vrouwenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
speld:
speͅl (K278p Lommel)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18323 |
borststuk van een schort |
hart:
hert (K278p Lommel)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33968 |
borsttuig |
borstgetuig:
bǫrst˲gǝtø̜x (K278p Lommel)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
29975 |
borstwering |
valplank:
valplaŋk (K278p Lommel)
|
Leuning in de vorm van een plank die op ongeveer 1 meter hoogte boven de steigervloer aan de binnenkant van de staanders wordt bevestigd. Zie ook afb. 18. [N 32, 3f; monogr.]
II-9
|