20637 |
boterham |
boterham:
Syst. Grootaers
boͅtram (K278p Lommel),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
boteram (K278p Lommel),
boterham (K278p Lommel),
botram (K278p Lommel),
bôteram (K278p Lommel),
bôtram (K278p Lommel),
jacht:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
jaagt (K278p Lommel),
snede:
sneej (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
sneei (K278p Lommel),
sneej (K278p Lommel),
snêêj (K278p Lommel),
snee:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
snee (K278p Lommel)
|
boterham [ZND 32 (1939)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || hoe noemt men de met boter gesmeerde snee brood [ZND 48 (1954)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
boo:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
bôôt (K278p Lommel),
boo-tje:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9 (oo kort)
bootjen (K278p Lommel),
bot:
boͅt (K278p Lommel),
Syst. Grootaers
boͅt (K278p Lommel)
|
bot, kindertaal voor boterham || Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20716 |
boterham met kaas |
boterham met kaas:
Syst. Grootaers
boterham met kaas (K278p Lommel)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
boterham met vet:
Syst. Grootaers
boterham met vet (K278p Lommel)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34248 |
boterkuip |
boterteil:
bōǝtǝrtē̜l (K278p Lommel)
|
Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c]
I-11
|
19551 |
boterlepel |
boterlepel:
bōu̯ətərlēpəl (K278p Lommel)
|
lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19517 |
botervlootje |
boterpotje:
bou̯ətərpøͅi̯ʔən (K278p Lommel)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32948 |
botteriken |
botteriken:
botǝrękǝ (K278p Lommel),
horden:
hǭǝrtǝ (K278p Lommel),
ledders:
lęi̯ǝrǝ (K278p Lommel)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
29961 |
bouwemmer |
aker:
ākǝr, āʔǝr (K278p Lommel),
emmer:
ø̜̄ʔǝmǝr, ø̄jǝmǝr (K278p Lommel),
mortelaker:
mǫrtǝlāʔǝr (K278p Lommel),
mortelemmer:
mǫrtǝlø̄jǝmǝr (K278p Lommel
[(moderner dan mortelaker)]
)
|
Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.]
II-9
|
28461 |
bouwen |
werk:
wɛrk (K278p Lommel)
|
Het maken van de wasraat door de bijen. Steeds begint de zwerm met het bouwen van de werkbijenraat, het zogenaamde fijn werk. Vervolgens gaat ze over tot het maken van grof werk of darrenraat. Normaal bouwt de zwerm van boven naar beneden d.w.z. de punt van de zeshoek wijst naar beneden, maar ze kan ook andersom werken. Onder alle omstandigheden blijft de zwerm echter efficiënt werken. [N 63, 16a; Ge 37, 54]
II-6
|