e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeden, op eieren zitten broeden: brui̯ǝ (Lommel), brui̯ǝn (Lommel), kloeken: kloʔǝn (Lommel) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren klok: klok (Lommel), klōk (Lommel) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeder broeder: brudər (Lommel), bruwdər (Lommel), broer: brûûr (Lommel) broeder || Een lager lid van een kloosterorde die geen kerkelijke wijding bezit, broeder [bruur, broeder]. [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3
broednest broednest: broednest (Lommel) Plaats waar de moer of koningin de eieren legt. Ze gaat uit van één raat en bouwt op de nevenraten via rondjes het broednest uit. Het broednest krijgt uiteindelijk ongeveer de vorm van een bol. Het woordtype broedkrans duidt op het feit dat een aantal werkbijen in een krans de koningin begeleidt bij het leggen van de eieren. De krans werkbijen voorziet de koningin voortdurend van voedsel. [N 63, 19; N 63, 10d; N 63, 18] II-6
broedse kip die men niet wil laten broeden brok: brok (Lommel), klots: klǫts (Lommel) [N 19, 43b] I-12
broedziek broedzot: brui̯zǫt (Lommel) Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.] I-12
broeien schouwen: sxōvǝ (Lommel) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1
broek achterriem: axtǝrrim (Lommel), sluiting van de billen: sluiting van de billen (Lommel) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek met split fluitjesbroek: fluitjesbroek (Lommel) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broek: algemeen boks: boeks (Lommel), boks (Lommel, ... ), bôks (Lommel), broek: broek (Lommel, ... ) broek [ZND 22 (1936)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] || Broek. Kent uw dialect een ander woord voor "broek"? [ZND 47 (1950)] III-1-3