25659 |
brouwerij |
brouwerij:
brōwǝrij (Q259p Lontzen)
|
De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brök (Q259p Lontzen),
brøk (Q259p Lontzen)
|
brug [RND] || een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
1a-m; 22, 29a;
brŏĕt (Q259p Lontzen)
|
bruid [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
brutigam (du.):
1a-m; 22, 29a;
brütegam (Q259p Lontzen)
|
bruidegom [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
engel:
ingele (Q259p Lontzen)
|
Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
hoogtijd:
1a-m; 22, 29b;
huchzit (Q259p Lontzen)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21573 |
brutaal |
curieut:
heär is curujiët (Q259p Lontzen),
vrij:
vrij (Q259p Lontzen)
|
hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] || vrijpostig [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
17634 |
buik |
buik:
buk (Q259p Lontzen)
|
de buik [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
18139 |
buil op het hoofd |
bults:
bölz (Q259p Lontzen)
|
een buil (gezwel, bv. op het hoofd door een slag of val) [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
21507 |
burgemeester |
burgemeester:
börjemééster (Q259p Lontzen)
|
burgemeester [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|