21459 |
houden van |
gaarne hebben:
enge jäèr haa (Q259p Lontzen),
gaarne zien:
enge jäer zie (Q259p Lontzen),
houden van:
e hölt es van si vadder en sing modder, va singe pap en sing mam, va singe nonk en sing tantm va singe mééster en singe noober, van der schriiner (Q259p Lontzen),
van enge haue (Q259p Lontzen)
|
Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
šplē.ŋktǝr (Q259p Lontzen),
split:
šplet (Q259p Lontzen)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
18962 |
huichelaar |
schijnheilige:
dat is ne schinhélige (Q259p Lontzen)
|
huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
17565 |
huid |
huid:
huut (Q259p Lontzen)
|
de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
34618 |
huif van de huifkar |
bâche:
bāš (Q259p Lontzen)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
19097 |
huilen (van droefheid) |
grijnen:
greien (Q259p Lontzen),
krijsen:
kreiesch (Q259p Lontzen)
|
Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)]
III-1-4
|
19673 |
huishouden |
huishoud:
hūshalt (Q259p Lontzen)
|
Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
meusschee (Q259p Lontzen)
|
mus [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
17997 |
huiveren |
een hoenderhuid hebben:
heär hat en honderdhuet (Q259p Lontzen),
griezelen:
jrusele (Q259p Lontzen, ...
Q259p Lontzen),
het overloopt ene ijskoud:
t överlöpt inje iskood (Q259p Lontzen)
|
Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
19887 |
huurcontract |
pachtverdrag:
ich han ne pachtverdraaj va drij joor
pachtverdraaj (Q259p Lontzen)
|
het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)]
III-3-1
|