20630 |
spek |
spek:
spek (L248p Lottum)
|
spek [garstig~] [SGV (1914)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
spēūl (L248p Lottum)
|
spel [SGV (1914)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
speld:
spɛ̄lt (L248p Lottum)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
spelden:
spɛltǝ (L248p Lottum)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
ik heb gespeelt; ik heb gespeuld
speule (L248p Lottum)
|
spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spi(i̯) (L248p Lottum)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
speegel (L248p Lottum)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21373 |
spijbelen |
hegschool houden:
hekschoel hōlde (L248p Lottum),
hèkschoeel halde (L248p Lottum)
|
spijbelen [SGV (1914)] || wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)]
III-3-1
|
32827 |
spilkokers in de zijstukken |
askassen:
askasǝ (L248p Lottum)
|
De in de zijstukken van het raam ingebrande gaten en/of de daarin aangebrachte kokers, waarin de spil van de rol draait. [N 11A, 184f; div.; monogr.]
I-2
|
24379 |
spin |
spin:
spin (L248p Lottum)
|
spin [SGV (1914)]
III-4-2
|