e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lottum

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonte kraai grijze kraai: gries krèj (Lottum) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
boom (alg.) boom: [verbindingsboogje onder oe-e]  boeem (Lottum), buim (mv.): [verbindingsboogje onder uu-e  buuem (Lottum) boom [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard bogaard: būəgərt (Lottum) I-7
boomleeuwerik heileeuwerik: heilieuwerik (Lottum) Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)] III-4-1
boon, algemeen bonen: būǝnǝ (Lottum), boon: būǝn (Lottum) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
booromslag boorzwengel: bǭrzweŋǝl (Lottum) Een C-vormige houten of metalen kruk waarmee bij de omslagboor een draaiende beweging aan het boorijzer wordt gegeven. Aan de bovenzijde is een leunknop aangebracht waarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk kan uitoefenen op het boorijzer. Zie ook afb. 81 en het lemma ɛbooromslagɛ in Wld II.11, pag. 84. De omslagboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De klompenmaker boort er bijvoorbeeld koppelgaatjes mee in klompen. Zie voor de woordtypen boordrouw en borendrouw uit respectievelijk Kerkrade e.o. (Q 121) en Montzen (Q 253) ook RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄.' [N 33, 133; N 53, 161a; N 97, 110a; A 29a, 14a-14b; monogr.] II-12
boos kwaad: kwoad (Lottum) 01; kwaad [SGV (1914)] III-1-4
borg borg: börg (Lottum) borg [SGV (1914)] III-3-1
borrelen (van water) bobbelen: bobbele (Lottum) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] III-4-4
borstel borstel: bōrstel (Lottum), pannenborstel: pannenbōrsel (Lottum), wasser: wesser (Lottum), wassertje: wesserke (Lottum) borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] III-2-1