e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lottum

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
etiquette - <stroef persoon> zure, een ~: enne zoore (Lottum) stroef (een ~ man) [SGV (1914)] III-3-1
etter materie: meterie (Lottum) etter [SGV (1914)] III-1-2
evenaar, tweespanszwenghout effelaar: ęfǝlǝr (Lottum), warshout: wē̜rshǫlt (Lottum) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
filter in de melkzeef zijslet: zęi̯slɛt (Lottum), zijtje: zei̯kǝ (Lottum) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
flensje koekje: kukske (Lottum) flensje [SGV (1914)] III-2-3
flikflooien fledderen: fleddere (Lottum) flikflooien [SGV (1914)] III-1-4
fluim kliek: WNT: kliek (II), 3): Fluim. Verouderd. [!!]  kleek (Lottum) fluim [SGV (1914)] III-1-2
fluisteren fluisteren: fluustere (Lottum), smiesperen: Van Dale: smiespelen, (gew.) fluisteren, smoezelen.  smiespere (Lottum) fluisteren [DC 16 (1948)] || lispelen [SGV (1914)] III-3-1
fluweel, velours fluweel: flǝwiǝl (Lottum) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
framboos bramboos: mv: -oze  bramboze (Lottum), framboos: mv: -e  framboose (Lottum) [DC 13 (1945)] I-7