e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lottum

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoepelen bandelen: bāndele (Lottum) hoepelen [SGV (1914)] III-3-2
hoest hoest: hoes (Lottum) hoest [SGV (1914)] III-1-2
hommel hommel: hommel (Lottum) hommel [SGV (1914)] III-4-2
homp, brok, klont klot: klōēt (Lottum) kluit [SGV (1914)] III-4-4
hond hond: hoond (Lottum) hond [SGV (1914)] III-2-1
hondenhok hondskooi: hōnskuij (Lottum) hondenhok [DC 10 (1941)] III-2-1
honing honing: honeŋ (Lottum) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
hoofd kop: kop (Lottum, ... ), köp (Lottum) hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)] III-1-1
hoofdbalken van de eg balken: bɛ ̝lǝk (Lottum) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofddoek neusdoek: neuzik (Lottum) hoofddoek [SGV (1914)] III-1-3