e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lottum

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kletsen [zeveren] zeveren: zeivere (Lottum) zeveren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zwetsen] zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zwetse (Lottum) zwetsen [SGV (1914)] III-3-1
kletswijf waswijf: waschwief (Lottum) klappei [SGV (1914)] III-3-1
klit klitser: kletsers (Lottum) klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3
klokhuis kroos: kroeës (Lottum), kroĕs (Lottum) Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)] III-2-3
klomp klomp: kloomp (Lottum), kloompe (Lottum) Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] III-1-3
klompenmakersbijl bijl: bīl (Lottum) Bijl met een breed, driehoekig snijblad en een korte steel waarmee een stuk in de grove vorm van een klomp wordt gekapt. Om de knokkels van de hand te beschermen is het huis van de bijl ten opzichte van het snijblad enigszins schuin aangesmeed. Zie ook afb. 233. [N 97, 11b; A 29a, 2b] II-12
klompschoen klompschoen: kloompschoon (Lottum) Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)] III-1-3
kluit aarde kluit: klyt (Lottum), klūt (Lottum) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen bol: bol (Lottum) kluwen [SGV (1914)] III-1-3