e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lozen

Overzicht

Gevonden: 668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hangslot hangslot: haŋsluət (Lozen) hangslot [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
hard roepen hel roepen: h(tm) røpt hĕl (Lozen), hēͅ røͅpt hel (Lozen), schreeuwen: šreft (Lozen) hij roept hard [ZND B2 (1940sq)] III-3-1
hark, algemeen ijzeren reek: īzǝrǝ rēk (Lozen), reek: rē̜ǝk (Lozen) Gereedschap dat dient om uitgetrokken onkruid bijeen te trekken, afgevallen bladeren te verzamelen, de tuinpaden, het erf en het grind aan te harken, de grond fijn te maken, enz. Het bestaat uit een ijzeren kam van doorgaans ongeveer 30 cm breedte met korte licht gebogen tanden, bevestigd aan een lange steel. Bedoeld is hier het algemene stuk gereedschap dat met name in de moestuin en op het erf wordt gebruikt voor de vele boven opgesomde doeleinden. Specifieke harken met eigen benamingen komen in het lemma Bijzondere Harken aan bod. [N 18, 94; JG 1a, 1b, 2c; A 2, 44; A 28, 1a; A 34, 2a; L 1, a-m; L B2, 239; Lu 6, 1a; S 12; Gwn 8, 4; monogr.; add uit N 14, 97b; N 15, 4; N 18, 93 en 95; N J, 5] I-5
hebben hebben: heͅbə (Lozen) hebben [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
hees, schor hees: heͅs (Lozen) hees [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
heien heien: hęjǝ (Lozen) Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.] II-9
heipalen heipalen: hęjpǭlǝ (Lozen) De houten of betonnen palen die bij een paalfundering gebruikt worden. In L 321 waren de heipalen vervaardigd van de houtsoort 'pitchpine' ('petšpīnǝ') of 'grenen' ('grē̜nǝ'). [N 31, 4b; N 31, 4a; N 31, 5a] II-9
heizode heilap: (mv)  hęi̯lɛp (Lozen) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] I-8
helemaal, geheel en al aallijk: allək (Lozen), ālək (Lozen), gans: gans (Lozen), heel: hiəl (Lozen) geheel (aallijk) [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
helpen helpen: heͅlpə (Lozen) helpen [ZND A1 (1940sq)] III-1-4