e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lozen

Overzicht

Gevonden: 668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
negblokken kussenstenen: kø̜sǝstē̜n (Lozen) Bergstenen blokken die in het metselwerk worden aangebracht ter verlevendiging van venster- en ingangsneggen. Zie ook afb. 52. Volgens de invuller uit Q 121c konden de negblokken uit mergel, kunststeen of hardsteen vervaardigd zijn. [N 32, 12a] II-9
nemen, pakken pakken: pakkə (Lozen) pakken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
neus neus: nas (Lozen, ... ) een neus [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
nier nier: nēr (Lozen) een nier [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
niet zindelijk mottig: moͅttig (Lozen), smerig: smirex (Lozen), vuil: vu.l (Lozen), vul (Lozen) onzindelijk (bestaat er een woord met on- gevormd ?) [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
nijptang trektang: tręktaŋ (Lozen) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
nok vorst: vorst (Lozen), vǫrst (Lozen) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
noors verband, kettingverband kettingverband: kɛteŋvǝrbãnt (Lozen) Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij halfsteensmuren, maar dat ook bruikbaar is bij steensmuren. Zie ook afb. 36. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek; tweede laag: drieklezoor, strek, kop, strek, strek; derde laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 15/16). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24f; monogr.; N 31, 24e] II-9
onderhemd hemd: hømmə (Lozen), hømə (Lozen) hemd, hemden (mv.) [ZND B1 (1940sq)] III-1-3
ondersteunen opstijpen: ǫpstipǝ (Lozen) Een muur onderschragen met een stut of schoor. Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen het lemma 'Muur'. [N 31, 48a; monogr.] II-9