e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lozen

Overzicht

Gevonden: 668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruilen (als spel): de was mangelen mangelen: Vgl. Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.  maŋələ (Lozen) Mangelen. [ZND A1 (1940sq)] III-3-2
rusten rusten: rəstə (Lozen) rusten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
schaap schaap: sxē̜p (Lozen) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaatsen schaatsen: šatsə (Lozen), schaatsen rijden: sjātsərijə (Lozen) Schaatsenrijden. [ZND B1 (1940sq)] III-3-2
schande schande: šan (Lozen) Een schande. [ZND A1 (1940sq)] III-3-3
schenkel, formeel schenkel: šeŋkǝl (Lozen) Doorgaans uit hout vervaardigde, tijdelijke ondersteuning voor een boog. De 'schenkel' bestaat uit twee van rondgezaagd hout vervaardigde schenkelstukken, die met spijkers op elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 32. Twee schenkels onderling verbonden met dunne latten van ongeveer 1 cm dikte noemt men een 'formeel'. Om gewelfkappen tussen ribben te vervaardigen, gebruikt men kleine, beweegbare formelen. Zie ook het lemma 'Troggewelf'. In L 210 werd een formeel toegepast bij bogen dikker dan 22 cm of bogen van 22 cm in kop-strekverband. [N 32, 18; N 54, 145a; monogr.] II-9
scheppen scheppen: šəppə (Lozen) scheppen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
scherf scherf: šɛrf (Lozen) scherf [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
scheut scheut: šø̄t (Lozen), šęi̯t (Lozen) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5
schieten schieten: šētə (Lozen) schieten [ZND A2 (1940sq)] III-3-1