24133 |
broedsel |
broedsel:
brøǝsǝl (L316a Lozen)
|
[L A2, 357; monogr.]
I-12
|
18397 |
broeksriem? |
riem:
rēm (L316a Lozen)
|
riem [ZND A2 (1940sq)]
III-1-3
|
24948 |
bron |
bron:
broͅn (L316a Lozen)
|
bron [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
25500 |
broodoven |
oven:
ūǝvǝ (L316a Lozen)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
bry(3)̄tšə (L316a Lozen),
ə bry(3)tjə (L316a Lozen)
|
Een maagdeken ( in de processie). [ZND B1 (1940sq)]
III-3-3
|
30087 |
bult |
bult:
bøltjš (L316a Lozen)
|
Naar voren komend gedeelte van het metselwerk van een muur. Bulten in een muur kunnen ontstaan door onnauwkeurig metselwerk. Ook door ouderdom of verzwakking van het metselwerk kunnen muren uitzetten en zo bulten ontwikkelen. [N 31, 47b]
II-9
|
20223 |
buurman |
nabuur:
nōͅbər (L316a Lozen),
nŏbər (L316a Lozen)
|
een buurman [ZND B1 (1940sq)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
buurten:
by(3)̄rtən (L316a Lozen),
uchteren:
øxtərə (L316a Lozen),
øͅxtərən (L316a Lozen)
|
buurten (s avonds bij de buren gaan praten) [ZND B1 (1940sq)]
III-3-1
|
30088 |
contrefort |
pilaster:
pelástǝr (L316a Lozen)
|
Vooruitspringende steunbeer of schraagpijler om het muurwerk te verstevigen en om eventuele druk van de tegengestelde kant, bijvoorbeeld veroorzaakt door de aanwezigheid van gewelven, weerstand te bieden. Zie ook afb. 31. In L 271 kende men steunberen die recht, schuin en trapsgewijze waren uitgevoerd. [N 31, 49; monogr.]
II-9
|
24327 |
daas (tabanidae) |
daas:
das (L316a Lozen)
|
daas [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|