e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lozen

Overzicht

Gevonden: 668

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broedsel broedsel: brøǝsǝl (Lozen) [L A2, 357; monogr.] I-12
broeksriem? riem: rēm (Lozen) riem [ZND A2 (1940sq)] III-1-3
bron bron: broͅn (Lozen) bron [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
broodoven oven: ūǝvǝ (Lozen) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1
bruidje in de processie bruidje: bry(3)̄tšə (Lozen), ə bry(3)tjə (Lozen) Een maagdeken ( in de processie). [ZND B1 (1940sq)] III-3-3
bult bult: bøltjš (Lozen) Naar voren komend gedeelte van het metselwerk van een muur. Bulten in een muur kunnen ontstaan door onnauwkeurig metselwerk. Ook door ouderdom of verzwakking van het metselwerk kunnen muren uitzetten en zo bulten ontwikkelen. [N 31, 47b] II-9
buurman nabuur: nōͅbər (Lozen), nŏbər (Lozen) een buurman [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
buurten buurten: by(3)̄rtən (Lozen), uchteren: øxtərə (Lozen), øͅxtərən (Lozen) buurten (s avonds bij de buren gaan praten) [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
contrefort pilaster: pelástǝr (Lozen) Vooruitspringende steunbeer of schraagpijler om het muurwerk te verstevigen en om eventuele druk van de tegengestelde kant, bijvoorbeeld veroorzaakt door de aanwezigheid van gewelven, weerstand te bieden. Zie ook afb. 31. In L 271 kende men steunberen die recht, schuin en trapsgewijze waren uitgevoerd. [N 31, 49; monogr.] II-9
daas (tabanidae) daas: das (Lozen) daas [ZND B2 (1940sq)] III-4-2