32920 |
op rijen zetten |
in rijen scharren:
ęn [rijen] sxɛ̄rǝ (P051p Lummen)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
26282 |
op steek staan |
op steek staan:
op stēk stø̜n (P051p Lummen)
|
Gezegd van de kammen wanneer zij op de juiste afstand van elkaar op het rad bevestigd zijn en op de juiste wijze bijgewerkt zijn. [Vds 93; Jan 111; Coe 87]
II-3
|
21548 |
openbare verkoop |
koopdag:
ps. omgespeld volgens Frings.
kupdag (P051p Lummen, ...
P051p Lummen)
|
openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
26546 |
openbreken |
openbreken:
ōpǝbrikǝ (P051p Lummen),
ōpǝbrēǝkǝ (P051p Lummen),
openleggen:
ōpǝlęgǝ (P051p Lummen)
|
De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194]
II-3
|
18199 |
openbroek met linten |
open broek:
open brək (P051p Lummen),
ōpə brōͅk (P051p Lummen),
snelpisser:
snelpisser (P051p Lummen)
|
vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
pulletje:
pølǝkǝ (P051p Lummen)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
25150 |
opklaren |
opengaan:
lucht gaat open
loxt git ōpə (P051p Lummen),
opklaren:
opklaren
oͅpklīrə (P051p Lummen),
opklèèren
oͅpklirə (P051p Lummen),
optrekken:
optrekken
oͅptreͅkə (P051p Lummen)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
26404 |
oplaagvelg |
oplaag:
ǫplōx (P051p Lummen)
|
De bovenste van de uit twee lagen bestaande velgen van molenraderen. Op de oplaagvelg zijn de schoepen bevestigd. [Vds 69]
II-3
|
21275 |
opmaken |
opdoen:
gɛlt updo.un (P051p Lummen)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
33145 |
opnieuw wannen |
triēren:
triø̜̄rǝ (P051p Lummen)
|
Als men uit het gezuiverde graan het beste zaad wil halen dat zal dienen als zaaigraan, moet men opnieuw wannen. Men draait de wanmolen dan vlug rond zodat al het fijnere graan wegvliegt. Soms gebeurt dit niet met de wanmolen, maar door het graan te zeven; zie het lemma ''zeven met de handzeef'' (6.3.11). De omschrijvende opgaven met behulp van het heteroniem van het lemma wannen, zoals nog eens doordraaien, of voor de tweede keer doorjagen, zijn hier niet opgenomen. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-]
I-4
|